Jaisalmer, the Golden City, een naam die het niet te danken heeft aan de rijkdom van de inwoners, al had dat in vervlogen tijden wel gekund, want de stad was ooit een heel welvarende handelspost op de zijderoute, maar wel aan de kleur van de gebouwen die opgetrokken zijn in gele zandsteen die blinkt als goud wanneer de zon er op zit. En aangezien Jaisalmer te midden de woestijn ligt, schijnt te zon hier af en toe wel eens.
Het fort
Die woestijn dat is de Thar woestijn, die zich uitstrekt tot in Pakistan, hier zo’n honderd kilometer verderop. Vlakbij ligt dan ook een belangrijke militaire basis, maar daar is helemaal niets van te merken. De sfeer is ronduit aangenaam en gezellig, en vooral niet overdreven druk. Op een niet al te hoge rots bevindt zich een niet al te groot fort. In tegenstelling tot de andere forten die ik tot nu toe bezocht heb, is dit echter volledig volgebouwd met, afgezien van het paleis, ook nog huizen, hotelletjes, winkeltjes, … met daartussen de gebruikelijke doolhof van smalle steegjes. En dat is meteen ook het grote probleem waar men hier voor staat.
In vervlogen tijden moest water een eind hier vandaan gehaald worden. Tegenwoordig komt het water zelfs in de woestijn gewoon uit de kraan. Probleem is dat er in het fort geen afwateringssysteem is om al dat water af te voeren. Het merendeel sijpelt gewoon in de rotsbodem en zorgt daar voor enorme schade door erosie. Voorlopig is daar nog niets van te zien met het blote oog, dus bijna niemand zich daar druk over, maar ooit zal dit wel eens mis gaan als er geen maatregelen genomen worden.
Patwa Haveli
Misschien rekent men dan op de paar haveli’s in de stad buiten het fort om de toeristen tevreden te stellen, maar de meeste daarvan lijken toch ook meer op ruïnes dan op de luxueuze woningen die ze ooit waren. Grote uitzondering hierop is Patwa Haveli. Hiervan is niet alleen de gevel bijzonder goed bewaard gebleven, maar is ook het museum binnenin nog de moeite waard.
De woestijn
Een andere grote troef is natuurlijk de woestijn. Je kan hier tochten maken variërend van een halve dag tot meerdere dagen. Op een dromedaris natuurlijk, het schip van de woestijn. Hoe aanlokkelijk het ook klinkt, ik besluit toch eerst maar eens een testje te doen. Weliswaar met overnachting in een tent. Eerst rijden we met de jeep tot aan het kamp, tussendoor even halt houdend aan een archeologische site, een oase en een klein fort. Spek naar mijn bek. Veel minder naar mijn gading is het tochtje op de dromedaris. Na een half uurtje heb ik het wel gehad. Zo’n sloom schommelend dier waar niet gemakkelijk op kunt zitten terwijl je benen maar hangen te bengelen. Geef mij dan toch maar een paard.