Hoewel een hele week regen voorspeld wordt, huur ik in Salta een auto om de streek ten noorden van de stad, de provincie Jujuy met de Quebrada de Humahuaca, te verkennen. Een witte Chevrolet Onix krijg ik ter beschikking voor de komende dagen. Na vijf minuten sta ik echter alweer terug in het kantoor omdat de gordel aan de bestuurderskant niet oprolt. Zonder morren krijg ik onmiddellijk een andere auto, zelfs van een klasse hoger, een witte Chevrolet Prisma Joy. Een andere kleur hadden ze niet op voorraad, maar de Joy in de naam belooft alvast veel goeds.
Over Argentijnse wegen
Na een half uurtje rijden zie ik dat Waze mij niet de kortste weg op stuurt, maar de snelste die een heel eind om is en ook een pak saaier. Te laat om nog terug te keren. Terwijl SKa-P door de boxen knalt, kom ik een paar kilometer verder aan een eerste politiecontrole. Ze hebben het op dat moment juist over de legalizering van marihuana en ik zet de muziek maar wijselijk even af. Ik mag van de vriendelijke agent even stoppen en word vriendelijk verzocht om mijn lichten te doen branden. Dit blijkt hier verplicht te zijn. Doordat de lichten van deze auto niet automatisch branden, vergeet ik dat meermaals. En terwijl medeweggebruikers mij er regelmatig op wijzen, is er verder geen enkele agent die nog die moeite doet. Het valt mij wel op dat de politie hier altijd uitermate vriendelijk en beleefd is.
Eens San Salvador de Jujuy voorbij begint het landschap duidelijk bergachtiger en mooier te worden wanneer de weg de vallei van de Río Grande intrekt. Het weer is niet denderend, maar wel droog en wanneer we aankomen in Purmamarca schijnt de zon zelfs.
In het hotel waar ik een uurtje tevoor geboekt had, blijkt het warm water in de gewone kamers dienst te wijgeren en krijg ik ook hier een upgrade. We mogen onze intrek nemen in een twee verdiepingen tellende woning voor vijf personen. Het lijkt mijn geluksdag … Tot ik merk dat mijn foto-apparaat nog in de eerste auto moet liggen … Na een paar keer bellen naar het agentschap is het toestel gevonden en mag ik er ’s anderendaags om komen. Bummer dat ik het vandaag moet stellen zonder en dat ik morgen een dag verlies, maar toch opgelucht dat ik het niet kwijt ben.
Purmamarca
Purmamarca is een van de vele typische bergdorpen in de Andes, met huizen van adobe en een ruime keuze aan artesanías, maar vooral bekend door de Cerro de los Siete Colores, een berg die zeven verschillende kleuren zou hebben. Na het inchecken trekken we het dorp in, op zoek naar de beruchte berg. We worden de weg gewezen naar de Paseo de los Colorados, een pad dat rond de bewuste berg loopt. We kijken onze ogen uit naar het mooie landschap, opzoek naar de zeven kleuren, maar ondanks de vele verschillende kleuren onderweg zien we niet waar die berg zich zou kunnen bevinden. Wanneer we na een uurtje terugkomen in het dorp worden we erop gewezen dat de berg gewoon vanuit het dorp te zien is, zelfs voor de mirador moeten we het centrum niet helemaal uit. Op die mirador is het wel aangenaam zitten in de valavond en het uitzicht mag er zeker en vast zijn, maar we zijn toch niet echt onder de indruk van het schouwspel.
Van Jujuy naar Salta
Terug naar Salta neem ik deze keer wel de kortste weg vanaf Jujuy. Ik merk al snel waarom Waze deze route niet verkiest. De baan is wel goed geasfalteerd, maar eigenlijk net iets te smal voor twee auto’s en kronkelt zo hard tussen de bergen dat mijn compagnon er wat misselijk van wordt. Een recht stuk weg vind je hier niet. Toch ben ik ontzettend blij dat ik deze route gekozen heb. Het lijkt alsof we door een groene tunnel van planten rijden met regelmatig een uitzicht over de bergen en valleien, en de laaghangende wolken, het is intussen wel opgehouden met regenen, zorgen voor een bevreemdende sfeer. Slechts af en toe komen we andere weggebruikers tegen. Uiteindelijk is het alles behalve een verloren dag geworden. Een beroemd filosoof zei ooit dat elk nadeel zijn voordeel heeft.
Vanaf Salta neem ik wel weer terug te snelste route naar het noorden tot in Tilcara, met ondanks de regenbuien en de laaghangende wolken tussenstops aan alle miradors. Van dit berglandschap, ruig en ruw, moet je ten volle genieten, daarvoor heb ik ook een auto gehuurd.
Tilcara
Tilcara is vooral druk en gonst van het toerisme. Dit is het meest gebruikte dorp als uitvalsbasis voor het verkennen van de streek, de prijzen liggen dan ook beduidend hoger. Mij kan het hier niet bekoren, ik hou het liever wat rustiger, ik heb niet zo’n behoefte om mij tussen vele andere toeristen te mengen.
Na het ontbijt lopen we eerst het archeologisch museum binnen, waar een half uur na openingstijd de computer nog moet opgestart worden. De meeste toeristen houden zich hier duidelijk liever met andere dingen bezig. En aangezien het grootste deel van het museum gesloten is voor herinrichting kan ik hen geen ongelijk geven. Al zijn er voor de liefhebbers wel nog een aantal interessante stukken te zien en is de bijgeleverde uitleg meer dan informatief.
La Garganta del Diablo
Even buiten dorp parkeer ik aan het begin van een bergpad dat ons onder een brandende zon een paar kilometer omhoog de bergen in voert tot aan de Garganta del Diablo, een smalle kloof, waar we een eindje verder een niet onaardige waterval vinden. Helaas zijn we hier niet alleen. Je kan ook met de auto (bijna) tot hier komen, maar toen ik op minder dan honderd meter van het begin van het wandelpad de onverharde weg zag wegdraaien naast een steile afgrond, kreeg ik opeens enorm zin om te wandelen.
Pucará
Uitkijkend over de rivier op een verhoging vlakbij Tilcara bevindt zich Pucará, de best bewaarde precolumbiaanse archeologische site van het land, deels gerestaureerd. Jammer genoeg ook deels geruïneerd door een lelijk piramidevormig monument ter ere van de archeologen die hier gewerkt hebben. De (Spaanstalige) gids, een jonge vrouw wiens stamboom terug gaat tot aan de precolumbiaanse inwoners van de streek, weet te imponeren met haar uitgebreide kennis en motivatie. De manier waarop ze vertelt is een plezier om naar te luisteren, boeiend en gepassioneerd. Ik zou kunnen blíjven luisteren, maar aan elke rondleiding komt een eind en ze is duidelijk vermoeid door een hele dag werken in de hitte. Ze heeft haar rust meer dan verdiend.
Humahuaca
Humahuaca, het dorp dat zijn naam gegeven heeft aan de quebrada, is beduidend minder toeristisch. Op het hoogste punt van het dorp kijkt een gigantisch monument ter ere van de helden van de onafhankelijkheidsstrijd uit over de vallei. Hiervoor werd een adobe torentje van een paar meter hoog integraal verplaatst.
Meest in het oog springend is het witte cabildo waar op het middaguur voor een vol plein een levensgrote pop van San Francisco Solano naar buiten komt. Op dit uur is ook het typische witte kerkje te bezoeken. Dit kerkje mag er best zijn en er wordt nauwlettend op toegezien dat er binnen geen foto’s gemaakt worden. Wat geen sinecure is gezien het afgeladen vol zit. Uiteraard houd ik mij braaf aan de regels.
Serranía de Hornocal
Vanuit Humahuaca leidt een onverharde weg naar een meer dan vierduizend meter hoge pas op weg naar Hornocal. Hier kijkt een mirador uit over de Serranía de Hornocal, ook wel Cerro de 14 Colores genoemd. Dat is dubbel zoveel dan de cerro in Purmamarca. Gezien de staat van de weg wordt mij aangeraden om gezien de regen van de voorgaande dagen toch niet zelf te rijden, een 4X4 met chauffeur is niet alleen veiliger, maar ook een pak sneller. We komen terecht in een wagen samen met een Argentijns koppel. De chauffeur is een sympathieke jongeman die voor de zekerheid op wat cocabladeren kauwt tegen de hoogteziekte. In de wagen wordt er vooral over politiek gepraat. Het is hier nog steeds crisis en niemand is tevreden over de regering. Ik beperk mij tot luisteren naar de klachten en geniet intussen van het uitzicht.
Bij de mirador gekomen krijgen we een overweldigend zicht op de gekleurde bergen aan de overkant van de vallei. De kleurenpracht overtreft vele malen die van Purmamarca. Hoe mooi de rest van de quebrada ook is, dit is veruit de meest indrukwekkende plek.
Uquía
Op de weg terug naar het zuiden stop ik onder andere nog even in Uquía, een van de typische dorpjes met een even typisch wit kerkje. De decoratie in het kerkje is echter allerminst alledaags en bijgevolg is het ook hier verboden om foto’s te nemen. De opzichtster zit niet bepaald aandachtig toe te kijken, maar aangezien ik verder de enige aanwezige ben, houd ik mij toch maar in. En ik begrijp wel waarom ze liever geen foto’s laten nemen. De versiering van de wanden bestaat uit schilderijen waarop aartsengelen prijken met het geweer in de aanslag. Dit heb ik in de bijbel niet gelezen. Hun vertrouwen in de Heer mag dan wel grenzeloos zijn, ze nemen het zekere toch maar voor het onzekere.